In Nederland worden openbare en bijzondere scholen onderscheiden. Openbare scholen bieden hun onderwijs niet vanuit een bepaalde godsdienst of levensbeschouwing aan.

 

Bijzondere scholen laten zich onderscheiden in:

  • Confessioneel; onderwijs vanuit een bepaalde godsdienst of levensbeschouwing, zoals rooms-katholieke, protestants-christelijke, reformatorische en islamitische scholen.
  • Niet-confessioneel: dit zijn de vrije school, samenwerkingsverbanden tussen openbare en bijzondere scholen en scholen voor algemeen bijzonder onderwijs. Deze scholen voor algemeen bijzonder onderwijs kennen een grote verscheidenheid aan stromingen. Ze worden enerzijds gekenmerkt door de eigen wijze waarop zij vorm geven aan hun onderwijs (het pedagogisch concept) en anderzijds door een aantal gemeenschappelijke waarden, zoals een grote betrokkenheid van de ouders, uitgesproken ideeën van de ouders over het onderwijs, hoge kwalitatieve eisen en openheid voor vernieuwingen.

 

Zowel openbare als bijzondere scholen zijn vrij hun onderwijs in te richten volgens een bepaalde opvoedingsvisie of onderwijsmethode.

Voorbeelden hiervan zijn het Montessori-, Dalton- en Jenaplanonderwijs.

Bron: Denominatie (CBS, 2014)